Christa van der Mark en Aike van Rijn uit Katwijk schreven het winnende gedicht.
Christa van der Mark en Aike van Rijn uit Katwijk schreven het winnende gedicht. Foto: pr

Katwijkse schrijfwedstrijd: de winnaars

Cultuur

75 jaar Vrijheid was dé aanleiding voor Bibliotheek Katwijk en De Katwijksche Post om dit voorjaar de Katwijkse schrijfwedstrijd over het thema 'Vrijheid' te organiseren. De afgelopen maanden hadden mensen ineens heel veel tijd om aan die schrijfoproep te voldoen en dat resulteerde uiteindelijk in bijna 70 inzendingen uit heel Nederland. Er is zelfs een aantal gedichten en verhalen uit België ontvangen.


Het was voor de jury dus een omvangrijke en lastige opgave om een winnend verhaal en gedicht te kiezen, maar het is gelukt. De winnaars zijn intussen op de hoogte gebracht. Hun inzendingen zijn hieronder en in De Katwijksche Post van deze week te lezen.

Bevrijd

Door Lieven Vandekerckhove

Er is geen ontkomen aan, waarom ben ik er in godsnaam aan begonnen. Ik was beter in mijn cel gebleven in plaats van zo geïmproviseerd te willen uitbreken. Nu zit ik in de val. Mijn adem is onrustig en snel. Mijn hart klopt in mijn keel. Het zweet loopt me langs de ribben. Mijn knie doet pijn. Af en toe zak ik lichtjes door. Dan moet ik snel de spieren van mijn dijen opspannen, en mijn been strekken. Erg stabiel sta ik niet. Het schildwachthuisje, waarin ik met mijn gijzelaar mijn toevlucht gezocht heb, is daarenboven eng. Het is gemaakt voor één persoon, net zoals het wachthuisje langs de andere kant van de grote ingangspoort. Sinds mensenheugenis worden hier echter geen wachtposten meer opgesteld. Die wachthuisjes zijn relieken uit het verleden, nissen waaruit de beelden werden weggenomen. Nu staan we hier met z´n tweeën in één zo een hokje, dicht tegen elkaar aan. We kunnen geen kant uit. Hoe moet dat eindigen? Ik houd dan wel een mes tegen de rug van de man vóór mij, maar wat bereik ik daarmee? Hij moet net zoveel angst hebben als ik. De zweetdruppels staan in zijn nek. Maar weglopen kan hij niet, ik waarschuw hem en duw herhaaldelijk de punt van mijn mes tegen zijn jas. Hij weet dat mijn arm sneller is dan zijn benen. Als hij zich durft verroeren, gaat het mes erin. Dan ga ik er ook aan natuurlijk, zoveel is zeker, want die ginder aan de overkant hebben vast méér in de vingers dan wat spelletjes aan het schietkraam op de foor. Ik besef het, het loopt helemaal fout. Neen, hier is geen ontkomen aan. Maar mij overgeven? Nooit ofte nooit! Ik wil gaan en staan waar ik wil, ik wil mijn vrijheid terug.

Ik voel de punt van een mes tegen mijn rug, hij laat duidelijk merken dat het hem menens is. Ik voel zijn warme adem in mijn nek, het stoort me zeer. Af en toe raakt zijn knie mijn knieholte, maar dan trekt hij meteen weer zijn been in gestrekte positie. Ik wil wel iets zeggen, maar ik durf niet. Ik zie geen uitweg. De dreiging komt van twee kanten, van achter mij, en tegelijk van vóór mij, want ginder staat de loop van een geweer op mij gericht. Een gemaskerde scherpschutter wendt geen seconde zijn blik af, zijn hoofd plakt tegen het vizier. Het moet vermoeiend zijn om ons zonder verpozen met één oog te observeren. Zijn ploeg heeft zich opgesteld midden in het plantsoen, dat de boulevard in twee baanstroken splitst. Het wapen staat pal vóór mij op een drievoet, twintig, vijfentwintig meter van mij verwijderd. Al meerdere keren hebben enkele van die jongens elkaar afgewisseld. Tussen het geschut en ons twee liggen eerst breeduit de kasseien vóór de ingangspoort en dan de boulevard. Het verkeer wordt al uren omgeleid, ramptoeristen worden op afstand gehouden. Tussen de bomen zie ik twee overvalwagens van het elitekorps. Bijna tien jaar heb ik het hier voor het zeggen, en op een paar schermutselingen na met enkele gevangenen, en één keer ook een korte staking van de cipiers, ben ik al die tijd niet met grote problemen geconfronteerd geweest. En nu dit. Ik probeer niet te denken, maar het lukt me niet. Waar is mijn vrouw? Waar zijn mijn kinderen? Wat weten ze? Konden ze er vooralsnog maar niets van vernemen! Wat als de man achter mij het begeeft, om welke reden dan ook het mes in mijn rug plant? Als hij maar niet gaat flippen! Wat als de schutter een fout maakt, per vergissing schiet, een beweging ziet die er geen was? Lieve God, sta hem bij. Laat hem de juiste beslissing nemen, op het juiste moment. Laat me hier levend uit komen.

Ik zie zijn mimiek, hij is uiterst gespannen. Vanzelfsprekend. Van de man achter hem zie ik nauwelijks de contouren, hij houdt zich gedeisd. Maar hoe lang houden die twee dat nog uit? We staan hier al van vóór de middag. Het is abnormaal warm vandaag; de hitte, de dorst, de angst, de zenuwen, het moet hen uitputten. Lang kan het niet meer duren, vroeg of laat bezwijken ze. Mocht één van beiden flauwvallen, dan is de klus vlug geklaard. Helaas, géén van ons heeft het scenario getekend. Het is wachten op een ontknoping, die maar niet komt.

Straks neemt een collega het van mij over, dan kan ik weer wat ontspannen. En hopelijk ben ik vanavond thuis, want mijn zoontje verjaart. Vooralsnog houden die twee mij hier vast. Willem Tell, ik ben Willem Tell van de eenentwintigste eeuw. Tja, hoe zat dat nu eigenlijk met Willem Tell? Doorboorde hij met zijn pijl de appel, of zat hij ernaast? Zeker schoot hij de sukkel niet in het gezicht, dat zou ik wel onthouden hebben. Stel u voor dat mij zoiets overkomt. Dat ik de verkeerde raak. Eén van beide een oor afketsen zou nog geen drama zijn. Vincent Van Gogh heeft nog anderhalf jaar geleefd nadat hij zelf zijn rechter oor had afgesneden. Maar de verkeerde in het gezicht treffen, ik mag er niet aan denken.

Nu! Ik zie zijn hoofd heel traag van achter het hoofd van zijn gijzelaar schuiven. De hemeltergende onwetendheid moet hem teveel geworden zijn, hij wil poolshoogte nemen. Hoe dom! Hij houdt zijn hoofd wat schuin, ik houd mijn adem in. Het eerst komt zijn grijze haar tevoorschijn, nu ook een stukje van zijn voorhoofd. Nog wacht ik tot ik ongeveer twee centimeter heb. NuMet een schrille fluittoon zoeft de kogel duizelingwekkend snel naar het wachthuisje, veel te snel om de geviseerde de tijd te laten om zich nog terug te trekken. Daar ligt hij. De gegijzelde gevangenisdirecteur kijkt wezenloos voor zich uit, als versteend. Dan wendt hij het hoofd naar het schouderstuk van zijn jas. Met de toppen van zijn vingers zwiept hij een plak hersens er van af. Een poosje nog blijft hij bewegingsloos staan, dan gaat hij zwijgend de gevangenispoort binnen. Bevrijd.

Lieven werd in 1946 geboren in Roeselare (België).





5 mei 2020

Door Aike van Rijn en Christa van der Mark

Lieve Vrijheid,

Op jouw 75e verjaardag

Is het buiten stil, verlaten

Geen festivals en volle pleinen

Alleen maar lege straten


Nu we je niet kunnen vieren

Beseffen we te meer hoe

waardevol je bent

Je had een stille rol in ons

dagelijks bestaan

Tot je plotseling in een ander

licht kwam te staan


Vrijheid, je bent geen

vanzelfsprekendheid

Ook al vinden we je al

snel normaal

Zou je naam misschien beter

Een werkwoord kunnen zijn?


Want om je door te geven

aan morgen,

Vraagt vandaag inzet

van ons allemaal

Zodat zij die na

ons zullen komen

Vrij-blijvend verbonden

hun weg kunnen gaan

Groots kunnen dromen

En onbevangen

in het leven staan


Als wij je straks weer

ten volle kunnen vieren

En alles gewoon weer

kan en mag

Laten we het Wilhelmus

in kerken, kroegen en

op pleinen klinken

En vieren we een

nieuwe Bevrijdingsdag.


Aike (35) en Christa (36) wonen in Katwijk. 

Uit de krant