Goeiendag neef


Wekelijks in deze krant de mailwisseling tussen Katwijkers Daan en Martin over wat hen bezighoudt.


aan: daan@watermail.com

van: martin@watermail.com

onderwerp: Goeiendag neef



Veertien, Daan, veertien jaar. Weet jij nog wat je aan het doen was toen je die leeftijd had? Ik zat in de tweede klas van de middelbare school, de brugklas, denk ik, want je had twee brugklassen, op je dertiende en je veertiende, waarin je alle vakken nog kreeg, zo’n beetje, want pas in de derde kon je vakken laten vallen, ik geloof dat je er zes overhield, ik had een pretpakket, dus geen exacte vakken. En daar heb ik nog altijd veel plezier van, van dat pretpakket. Ik ben heel prettig terechtgekomen in het leven. Niet op een accountantskantoor. Haha!

Maar in de brugklas was er van dat pretpakket dus nog geen sprake, had je nog alle vakken, ook wiskunde, wat zeer zeker niet tot het pretpakket behoorde. Maar het rare was, je moest er wel mee overgaan, met wiskunde, naar de derde klas, voordat je het daar kon laten vallen.

Een lange aanloop, deze mail van mij aan jou dit keer, beste Daan, maar ik wil er maar mee aangeven dat we met al die vakken en wiskunde, nog voor de prettige tijd en het prettige leven een aanvang nam, we bergen huiswerk te verstouwen hadden en nergens anders tijd voor. We waren serieus bezig. Geen tijd om ’s avonds nog eens de straat op te gaan, om stenen naar de politie te gooien, auto’s van de hermandad in brand te steken, geen tijd om bushokjes te vernielen en vuurwerk af te steken. 

Ik snap dat niet, Daan. Wij zaten toch over onze boeken gebogen, leerden allerlei interessante dingen voor later als we groot waren? Over de vaderlandse geschiedenis en aardrijkskunde, van een andere wereld dan waar we nu in leven, en biologie, seks was nog spannend, en alles over de bloemen en bijtjes haalden we uit boeken. Niet van internet of de sociale media. 

Veertien jaar, Daan, net als onze vaders en moeders, die het helemaal niet prettig hadden, in hun tijd niet eens wisten wat een brugklas was, maar ook geen tijd hadden om te rellen. Onze vaders gingen op die leeftijd naar zee, om met hard werken als ‘ofhauwertje’ een paar centen in te brengen in de arme vissersgezinnen, zestien uur per dag op de been, op het glibberige dek van een kotter, midden op zee in de kou, en tussendoor korte slaapjes, met de kleren aan de kooi in. Want je kon met halen zo weer aan dek geroepen worden. Moeders die op veertienjarige leeftijd als ‘kloenertje’ de ‘boesters’ hielpen op het wantveld… maar stenen gooien, nee… 

Dat brengt me op wat anders: wanneer krijg jij je boesterprik?

Hou vol, Daan!

Je neef Martin