Marieke van der Plas, directeur KNGU

'Gymnastiek is een prachtige                 sport, maar kan pedagogisch beter'

Al jong maakte ze zich druk over de betrokkenheid van jongeren bij politiek en beleid, en organiseerde ze in Katwijk debatten en andere evenementen. Via diverse omwegen kwam Marieke van der Plas (44) in 2017 terecht bij de momenteel in een crisis verkerende Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU), een van de grootste sportbonden van Nederland. Marieke over haar jeugd in Katwijk, de tijd in Suriname en Curaçao én Mariekes huidige relatie met onze gemeente. ‘Ik had mijn tijd in Katwijk niet willen missen.’

Door Lennart van der Plas

Marieke groeit in de jaren tachtig op in Katwijk aan den Rijn en verhuist op haar twaalfde, samen met haar ouders Willem van der Plas, Marian Makkenze en broertje Bouwe, naar de Groen van Prinstererweg in Katwijk Noord. ‘Dat was ook de tijd dat ik naar de middelbare school ging, het Pieter Groen. In het begin zaten we op een noodlocatie in Cleijn Duin, later verhuisden we naar de Helmbergweg. Op de dag van de verhuizing moeten we allemaal met ons eigen stoeltje in een lange optocht naar de nieuwe locatie lopen. Heel ludiek, je had de leerlingen in beweging en je spaarde er kosten mee uit.’

Na zes jaar VWO op het Pieter Groen, gaat Marieke pedagogiek studeren aan de Universiteit Leiden. Maar al voor die tijd timmert ze maatschappelijk flink aan de weg.

‘Al heel jong werd ik vrijwilliger bij jongerencentrum De Schuit. Mijn ouders hebben mij altijd gestimuleerd om vrijwilligerswerk te doen, iets wat er bij Katwijkers sowieso heel goed in zit. Later kwam ik ook in het bestuur van De Schuit. In mijn jeugd maakte ik me er al druk over dat de gemeente te weinig sprak met jongeren: ze maakten beleid óver ons, maar er werd nooit mét ons gesproken. Dat voelde heel gek.’

‘Mede daarom besloot ik tijdens mijn studie de stichting B-Involved op te richten, waarbij ik leeftijdsgenoten en jongeren verzamelde en probeerde om de politieke jongerenparticipatie te vergroten. Via de stichting spraken we onder meer over de woningnood, de weinige evenementen die werden georganiseerd en alcohol- en drugsmisbruik onder jongeren. Ook organiseerden we debatten, zelfs in het gemeentehuis, waarbij we bandjes, zoals het toen nog kleine Racoon lieten spelen om het aantrekkelijk te maken. En we lieten hele drumbands door de Princestraat lopen om vervolgens aansluitend op een zeepkist een debat te voeren.’

‘Ik kan me nog goed herinneren dat we ook een keer een comedian hadden uitgenodigd. Hem waarschuwde ik van tevoren dat wethouder Wim van Duijn van de SGP aanwezig zou zijn, dus zei ik hem dat het misschien handig zou zijn om geen grapjes te maken over het geloof. Dat was prima. Maar wat deed ‘ie vervolgens? Allemaal grapjes maken over seks! Dat leidde daarna tot vragen in de gemeenteraad…’

Kort na haar studietijd stopt Marieke met B-Involved. ‘Op een gegeven moment merkte ik dat het lastiger werd om jongeren te motiveren, en zelf werd ik ook ouder. De glory days lagen dus achter ons. Het was mooi dat toenmalig burgemeester Wienen mij nog belde en bedankte voor alles wat ik had gedaan. Dat vond ik heel bijzonder, omdat ik ook wel de randjes had opgezocht. Het was uiteindelijk echt een fantastische tijd, met mensen waar ik nu nog steeds contact mee heb.’

‘Als student bleef ik in Katwijk wonen. Leiden was vlakbij, en ik had hier mijn hele vriendenkring. Bovendien had ik niet zo veel op met het studentenleven bij verenigingen als Minerva. Het was voor mij dus puur de studie, die ik op mijn 22e afrondde. Toen ben ik wel in Leiden gaan wonen. Via een hoogleraar kwam ik terecht bij mijn eerste werkgever: het VSB-fonds in Den Haag, dat na een aantal jaar fuseerde tot Fonds 1818. Een prachtige baan en interessant om hier te mogen werken. Ik mocht er onder meer het jeugdbeleid vormgeven en bepalen welke projecten met een maatschappelijk doel wij als stichting zouden ondersteunen.’

Hoewel ze het erg naar haar zin heeft, kriebelt het bij Marieke om haar horizon te verbreden. ‘Zo ben ik een tijdje gedetacheerd geweest naar de Universiteit Leiden om onderzoek te doen, een goede intellectuele uitdaging. En als 25-jarige mocht ik voor een half jaar op onbetaald verlof naar Suriname. Ik wilde zien wat ontwikkelingswerk in de praktijk betekende en hoe het voor mensen is om in echte armoede te leven. Dat was heel gaaf om mee te maken. In Suriname kwam ik in een

'In mijn jeugd maakte ik me er al druk over dat de gemeente te weinig sprak met jongeren'

totaal andere cultuur terecht met andere omgangsvormen. Zo zat ik een keer met een notitieblokje klaar voor een vergadering. Op de afgesproken tijd was er echter niemand. ‘Oh, hadden we een vergadering dan?’, kreeg ik te horen. Ja, het ging er daar heel anders aan toe dan hier.’

Een jaar later neemt Marieke een drastisch besluit, wanneer ze verhuist naar Curaçao. ‘Daar begon ik een stichting die projecten ging organiseren op de Antillen. Veel hoogopgeleiden vertrokken in die tijd, ik probeerde ze daar te houden en aan perspectief te helpen. Dat deed ik in samenwerking met lokale maatschappelijke organisaties en een netwerk van goede doelen vanuit Nederland. Heel tof om te doen, maar op een gegeven moment zocht ik wel weer een nieuwe uitdaging. Uiteindelijk was ik namelijk gewoon een zzp’er die de hele tijd haar kunstje deed. Dus besloot ik terug te keren naar Nederland.’

In Nederland gaat Marieke samenwonen met haar vriend Sander Dekker, de huidige minister voor Rechtsbescherming. Hem ontmoette ze op Curaçao. ‘Hij vierde daar vakantie, maar wilde meer zien van de sociaal-maatschappelijke kant van het eiland, ook vanuit burgerlijke interesse en zijn wethouderschap in Den Haag. Via een bekende van ons beiden kwam hij bij mij terecht en leidde ik hem rond op Curaçao. Toen ontstond onze relatie, die we jaren op afstand hebben volgehouden. Dat kan ik iedereen aanraden, want je blijft langs in de verliefdheidsfase.’

Na twee jaar gewerkt te hebben bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, komt Marieke in 2010 terecht bij het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). ‘Daar kwam ik te werken in het zorgdomein, waarbij ik veel om tafel moest met werkgevers en vakbonden. Bij het CAOP heb ik zeven jaar gepolderd, superleuk om te doen. Ik kreeg er ook veel kansen om mezelf te ontwikkelen en groeide er door van adviseur naar manager.’

Met Sander doet Marieke in 2015 ondertussen iets bijzonders: ze rijden beiden de volledige Tour de France. ‘Daar kon ik mooi mijn onrust in kwijt. We hebben maandenlang flink getraind en kregen veel steun van collega’s om dit te doen. De aanloop was wel hobbelig, want Sander viel twee keer en liep met twee mitella’s rond. En zes weken voor de Tour brak hij ook nog zijn heup. Maar gelukkig was hij net op tijd hersteld. In de Tour reden we één dag vooruit op de profs, gemiddeld 200 kilometer per dag. We zijn in die drie weken echt kapot gegaan, maar het was wel ontzettend gaaf. Als ik het moeilijk heb, denk ik tot op de dag van vandaag: er komt altijd een eind aan de etappe. Hoe hoog de berg ook lijkt, je gaat ook weer naar beneden.’

Mede geïnspireerd door de Tour, lijkt het Marieke fantastisch om in de sportwereld te gaan werken. In 2017 krijgt ze die kans, nadat ze als directeur wordt aangenomen bij de KNGU. ‘Het bestuur vond het best gek dat iemand die niet uit de sport kwam solliciteerde. In mijn jeugd had ik zelf al wel geturnd bij SKR, en later getennist bij Zee en Duin, maar ik had nog nooit in deze wereld gewerkt. De sport is best naar binnen gekeerd, waarbij bestuurders van bond naar bond hoppen. Als buitenstaander vonden ze mij daarom denk ik ook wel interessant. Bij de KNGU kwam ik weer in een soort polder te werken, want als bond vertegenwoordigen we de belangen van alle circa 900 gymclubs in ons land. De gymnastiek is een prachtige sport, maar ik zag al snel dat het hier pedagogisch beter kan, vooral in de topsport. De jurysport, kleding en manier hoe mensen met elkaar omgaan, maakten dat ik vlot startte met mijn pedagogische agenda om de sport te verbeteren.’

In de zomer van 2020 doen diverse oud-turnsters in de media hun verhaal over de negatieve ervaringen die zij in de topsport hebben meegemaakt. ‘Op dat moment kom je in organisatie waar een heel donker verleden achter blijkt te zitten. En daar zaten we midden in. We moesten dealen met de belangen van slachtoffers, coaches die werden beschuldigd en huidige sporters die zich vaak niet herkenden in de verhalen. Daarom besloten we tot een groot onderzoek, dat eind april verscheen*.'

'We zitten nu bijna een jaar in deze crisis, maar het voelt als tien jaar. De hele organisatie kwam in een soort kramp, met name mensen die hier al langer werkten. Ik zie het als een leerzame en betekenisvolle tijd, die ik zeker wil afmaken. De pedagogische agenda moet echt zijn doorgevoerd, eerder ga ik hier niet weg.’

Aan het eind van het gesprek komen we nog even terug op de huidige link die Marieke nog heeft met Katwijk. ‘Mijn ouders zijn gescheiden, maar wonen beiden nog wel in Katwijk. Net als veel van mijn vrienden. Ik moet altijd wel lachen als we afspreken om bij mij in Scheveningen te komen eten: al weken van tevoren gaan de appjes over en weer wie met wie gaat meerijden, alsof ze naar Friesland gaan.'

'In de loop der jaren ben ik wel echt een stadsmens geworden. De kust gaat er echter nooit helemaal uit, daar wonen we nu ook vlakbij. Door onze carrières kan het best zijn dat we nog eens gaan verhuizen, maar ik wil wel zo lang mogelijk aan die kust blijven. Wanneer ik in Katwijk ben, kom ik ook graag op het strand. Er bestaan een hoop vooroordelen over de gemeente, maar ik heb gezien dat veel ook niet waar is. Ik had mijn tijd in Katwijk dan ook niet willen missen.’

* Interview is afgenomen vóór de verschijning van het rapport.