Veilig

Sjaak werd gealarmeerd door een jongeman die op zijn fiets kwam aanracen en met piepende banden tot stilstand kwam bij Sjaaks favoriete bankje. De kiezelsteentjes spatten bij het remmen omhoog. Hij liet de fiets vallen schuin tegen de zijkant van de bank en posteerde zich op de hoek ervan. Hoofd tussen zijn handen en geen weet van zijn omgeving. Er was voldoende ruimte dus Sjaak kuierde, ondersteund door zijn wandelstok rustig naar de bank. ‘Dag jongeman’, zei hij terwijl hij zich liet zakken. ‘Hoi’, klonk het wat brommerig. Na enige tijd vanuit zijn ooghoeken naar de jongeman te hebben gekeken, zag hij zijn verdrietige gezicht. Moest hij wat zeggen?

‘Ik vind dit een heerlijke plek', begon hij tegen de jongeman. ‘Er komen niet veel mensen en het ligt net op de helft van mijn huis en weer terug.'
‘Ik denk hier graag na', probeerde hij even later opnieuw. ‘Ik zie dat jij ook nadenkt. Soms helpt het als een vreemde helpt nadenken.' De jongeman keek opzij. Een jonge knul tussen servet en tafellaken. Kwetsbaar. Een lichte pijn achter zijn ogen. ‘Zit je nog op school of werk je al?’, probeerde Sjaak. ‘Allebei’, zei de jongeman. ‘Ik zit nog op school, maar ik heb nu sinds twee weken een vakantiebaan.’ ‘He, dat is goed’, meende Sjaak. ‘Jongelui die werken, daar hou ik van. Bevalt het?’ ‘Jawel, het werk is leuk en het zijn ook leuke mensen. Maar…’ ‘Ja, wat maar? ‘Ik ga er weg.’ ‘Ga er weg?’, herhaalde Sjaak. ‘Als je het leuk hebt, ga je toch niet weg?’


‘Ik word gepest, ‘zei de jongeman schoorvoetend. ‘Er is een man die vanaf het begin alles doet om me dwars te zitten en nu zegt hij, maakt me niet uit wat er gebeurt, maar jij gaat een keer huilend naar huis.’
Sjaaks hersenen werkten op volle toeren. Daar ook al? ‘Heb je er al met je ouders over gesproken?’ ‘Ja, mijn vader wil ernaartoe, maar mijn moeder zegt dat ik eerst met de leidinggevende moet praten. Dat ik voor mezelf moet opkomen. Maar dan wordt het vast nog erger. Ik kap ermee’, zei de jongeman ongelukkig. ‘Heeft u van de week televisiegekeken? Nou, je bent nergens veilig. Wie je ook bent, er is altijd wel iemand die het op je heeft voorzien.’
Sjaak wreef zijn kin. Wat was de zin hiervan. Hoe zinloos en kinderachtig was dit gedrag en hoe eenvoudig kon je iemand beschadigen of het vertrouwen in de mensheid ontnemen. Zelfs in 2021.
‘Ik denk dat je moeder gelijk heeft’, zei Sjaak ferm. ‘Als het een goede leidinggevende is, zal zij die persoon aanspreken en als zij dat niet doet, is het duidelijk geen bedrijf voor jou. Jij verdient, net als ieder ander, dat je in veiligheid een plek vindt in onze maatschappij. Onthoud dat goed.’
Sjaak stond op. ‘Pak het aan jongen, er zijn meer mensen die dit niet tolereren.’ En hij kuierde in gedachten naar huis. Hopelijk had nog iemand gezond verstand.