Afbeelding
Foto: pr

Toen een Hagenaar Rijnsburgse Boys veranderde

Over een vrijwilliger van weleer

Deel n I. Rijnsburgse Boys, de trots van Rijnsburg. Voor Rijnsburgers en door Rijnsburgers. Vooral dat laatste klopt: waar zou Rijnsburgse Boys nu staan als zij niet kon leunen op de tomeloze inzet van haar vrijwilligers en bogen op een grote supportersschare? Om een voorbeeld te geven: als het eerste elftal op 19 december 1964 een uitwedstrijd speelt tegen Spakenburg, maken zes supporters het werk af van zes spelers, zodat zij Rijnsburgse Boys aan een verdienstelijke 0-0 kunnen helpen.

Door: Willem Nachtegaal

Deze vorm van toewijding is het soort toewijding, waar iedere vereniging van droomt. Het is een regel die voor iedere voetbalclub geldt: zonder trouwe vrijwilligers en supporters kom je nergens. Of zoals Johan Cruijff het ooit toepasselijk zei: "Ik heb geen geheim van succes. Je best doen, iets leuk vinden en goede mensen om je heen verzamelen. Want alleen kan je niks en met zijn allen kun je alles." De typische blauwe tegeltjeswijsheid die je alleen in de Amsterdamse Jordaan treft. Maar wie zijn al die vrijwilligers en supporters? De mensen die het fundament vormen, waarop de club zich leunt; wie zijn ze? Rijnsburgers zullen ongetwijfeld binnen hun eigen familie en/of vriendenkring iemand kennen die zich heeft ingezet voor de club. Maar laten we nu eens onze aandacht vestigen op een outsider; iemand van buitenaf. Want die persoon is er!

Vele oudgedienden zullen hem binnen no time voor de geest halen: Bert Clavan (1937-2014). Een imposante verschijning, die met zijn klassieke Haagse tongval makkelijk te onderscheiden was van de Rijnsburgers. Maar hoe eindigde een Hagenaar bij een regionale voetbalclub als Rijnsburgse Boys? En wat zorgde ervoor dat zijn aanpak als bestuurslid technische zaken als berucht werd beschouwd, maar ook leidde tot successen? Daarvoor moeten we bij het begin beginnen.

Van Den Haag naar Rijnsburg

Geboren en getogen in Den Haag, voetbalde Clavan al vanaf zijn jeugd bij lokale voetbalclubs als RVC en De Adelaars. Samen met zijn broer Gert had Bert Clavan een stukadoorsbedrijf, hetgeen hem begin jaren zeventig in contact bracht met Piet van Egmond, een succesvolle aannemer uit Rijnsburg. Net als nu kende Rijnsburg woningnood en moest er intensief gebouwd worden. De wijk Frederiksoord kwam van de grond en dat betekende dat er vakmensen nodig waren om de huizen te bouwen. Klaarblijkelijk hadden de gebroeders Clavan een dermate goede reputatie opgebouwd dat hun dienstverlening zich verspreidde tot buiten Den Haag. Maar met een nieuwe klus buiten Den Haag zag Bert Clavan de ideale mogelijkheid om twee vliegen in één klap te slaan. Clavan ondervond veel moeite om een groter huis te vinden in Den Haag: "Ik woonde in Den Haag op een flatje met mijn vrouw en dochter. Inmiddels had ik mijn eigen stukadoorsbedrijf, ik was toe aan een grotere woonruimte". Gelukkig vond Clavan zijn heil in Rijnsburg. "Toen ik met mijn auto in Rijnsburg de Vliet opdraaide dacht ik: dit is wel een leuk dorpie, hier wil ik wel wonen", aldus de imposante Hagenaar.

De drie musketiers

Maar bij het vinden van nieuwe klussen en een nieuwe woning hield het voor de robuuste Hagenaar niet op: ook in zijn liefde voor voetbal werd hij in Rijnsburg rijkelijk voorzien. Met diezelfde Piet van Egmond (voorzitter van 1975-1999) en Gerard van Zuijlen (bestuurslid van 1975-1999) trad Bert Clavan aan tot het nieuwe bestuur.

Het Rijnsburgse Boys van ná 1975 is het levenswerk van 'De Drie Musketiers'

'De Drie Musketiers' werden ze gekscherend genoemd. Maar zo gekscherend werd het niet. Sterker nog: het aantreden van dit drietal in 1975 betekende een groot omslagpunt in de geschiedenis van Rijnsburgse Boys. Waarbij voorgaande besturen vooral gericht waren op het faciliteren van lekker ouderwets balletjes trappen op de zaterdagmiddag, ging dit bestuur met grote vastberadenheid aan de slag om in korte tijd door te stoten van de derde klasse naar de eerste klasse. Destijds het hoogst haalbare amateurniveau. Het Rijnsburgse Boys van ná 1975 mag gerust het levenswerk van 'De Drie Musketiers' genoemd worden. Want de veranderingen in mentaliteit oogsten succes. Veel succes. Via kampioenschappen in 1976 en 1979 wordt de hoogste klasse bereikt. En daar blijft het niet bij. In 1984 wordt de afdelingstitel behaald. En in 1990 wordt de kroon op het werk gezet: zaterdagkampioen.

Gedreven

Bert Clavan maakte dus onderdeel uit van dit befaamde trio. Hij beheerde de portefeuille technische zaken. Clavan nam zijn taak heel serieus en hield zich vast aan een oer-Hollands principe: als je iets doet, doe je het goed. Maar ook: als je iemand met talent ziet, dan investeer je in diegene. Zijn gedrevenheid bezorgde Rijnsburgse Boys enorme opschudding. Clavan hield er namelijk, een voor die tijd behoorlijk onorthodoxe manier op na om de kwaliteit van het eerste elftal te verbeteren. Clavan struinde letterlijk de voetbalvelden af van andere amateurclubs, met als doel om potentieel talent naar Rijnsburg te halen. Deze manier van spelers werven is vandaag de dag doodgewoon, maar destijds was het ongekend, én onbeleefd. Want waar haalde Clavan het gore lef vandaan om de pronkstukken van de lokale club weg te halen en in te zetten bij Rijnsburgse Boys? Dat de emoties bij sommige clubs hoog opliepen bleek wel uit Clavan's ervaringen.

Bedreiging aan de deur

Het was het jaar 1987. De toenmalige vrouw van Bert Clavan hoorde de deurbel ringen en waarna ze de deur opendeed trof ze de rijzige gestalte van een man aan. Zijn Katwijkse tongval verraadde zijn achtergrond. Zijn boodschap was helder: "Uw man moet met zijn handen van Mart van der Plas en Floor van Duyn afblijven, anders loopt hij tegen iemand op!" Harde woorden, met een behoorlijk dreigende ondertoon. Onbevreesd zoals we dat van Hagenaren gewend zijn, ondernam Clavan een eigenhandige zoektocht naar wie die Katwijkse doerak kon zijn: "Als zo'n vent me nu op het veld aanschiet, dan heb ik er geen problemen mee, maar hij moet niet bij mij thuiskomen". Clavan vervolgde: "Omdat ik een nauwkeurige omschrijving had van hoe de beste man eruitzag, kreeg ik het vermoeden wie het was. Toen we tegen Quick Boys voor de LD-Cup moesten spelen, schoot ik die vent op goed geluk aan. Of hij soms aan m'n deur was geweest. Dat was inderdaad het geval. Ik zei tegen hem als-ie het lef had om nog een keer aan te bellen, ik hem dan wat zou doen".

De kleurfoto's op deze pagina zijn gemaakt tijdens de wedstrijd van Rbb tegen het Nederlands elftal o.l.v. trainer Leo Beenhakker in 1990. Een bijzondere wedstrijd met een eindstand: 1-1.

Bron:
De Rijnsburger, het Leidsch Dagblad en het Jubileumboek RBB (2005)

Foto’s:
Archief Rijnsburgse Boys.

Afbeelding
Afbeelding