Bomschuit op strand (Rederij Katwijk), aquarel, A. Stengelin (1852-1938). | Foto: Katwijks Museum
Bomschuit op strand (Rederij Katwijk), aquarel, A. Stengelin (1852-1938). | Foto: Katwijks Museum Foto: Katwijks Museum

Katwijkse schilderijen in Duitsland

(VERVOLG)


In Dachau en in Schwaan in Duitsland worden van november 2020 tot medio 2021 in twee opeenvolgende tentoonstellingen 22 schilderijen uit het Katwijks Museum tentoongesteld.


Vanuit het Katwijks Museum heeft André Groeneveld de tentoonstelling samengesteld en de tekst geschreven bij de catalogus die uitkomt in Duitsland.

Uit deze catalogus volgt hieronder het tweede gedeelte over Katwijk.


‘Kunstenaarskolonie Katwijk’

(Vervolg voorgeschiedenis)

In 1856 kwam Jozef Israëls (1824-1911) naar Katwijk. Hij wordt wel gezien als de ‘herontdekker’ ervan. Mede door zijn contacten in de kunstenaarswereld en doordat zijn Katwijkse werken op vele Salons te zien waren, volgden veel kunstenaars zijn weg. Zo kwamen in 1873 de Haagse School-schilder D.A.C. Artz (1837-1890) en zijn Parijse schildersvriend Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902) naar Katwijk.

Ze logeerden in De Zwaan en maakten enkele kleine studies, daar het weer wat te wensen liet. Artz raakte enthousiast en huurde vervolgens enkele jaren een huisje direct naast de Oude Kerk. Zijn buurman was de in 1882 uit Lyon gekomen Franse schilder Alphonse Stengelin (1852-1938). Die was mogelijk nog enthousiaster, want hij noemde zich ook wel ‘Stengelin van Katwijk’. Schilderde Artz vooral vissersvrouwen en kinderen in de duinen, Stengelin had een voorliefde voor sferische marines en het grijs van de Haagse School. Het dubbele huisje waarin beide kunstenaars verbleven, maakte pas in 1899 plaats voor de villa van de beroemde Haagse School-kunstenaar B.J. Blommers.


Authenticiteit
en vooruitgang

In 1873 kreeg Katwijk een nieuwe vooruitstrevende burgemeester: T.A.O. de Ridder (1843-1914). Onder zijn leiding kwam de vooruitgang: openbare verlichting, verharde straten, een Boulevard met villa’s en hotels, riolering en een duinwaterleiding. Door de aanleg van een stoomtram vanuit Leiden werd Katwijk rond 1890 goed bereikbaar. Mede daardoor kwamen er meer kunstenaars naar Katwijk, maar ook omdat in het nabij gelegen Scheveningen het schilderachtige was verdwenen. Door de bouw van grote hotels zoals het Kurhaus, golfbrekers, hoge kademuren en het verdwijnen van steeds meer bomschuiten van het strand was de sfeer veranderd. Katwijk was pittoresk, daar kwamen de vissersschuiten nog op het strand en werd de vis er verhandeld; kortom daar was het eenvoudige doch harde vissersbestaan nog te vinden. Dergelijke onderwerpen deden het goed op de grote Salons, en waren dus ook commercieel aantrekkelijk.

In 1885 had de eerste gezamenlijke kunstenaarsactie plaats. Om de Oude Kerk voor sloop te behoeden werd een commissie opgericht en kunstenaars gevraagd kunstwerken te doneren. Er volgde een tentoonstelling en in 1886 een veiling bij Frederik Muller & Co te Amsterdam. Met het verdiende geld zou de kerk dan in stand gehouden worden. Helaas was de opbrengst beperkt. Gelukkig werd de Oude Kerk gered door haar in 1890 te verkopen aan de NV Reederij Katwijk, een door Burgemeester & Wethouders in het leven geroepen visserijonderneming. Voorwaarde was wel dat het uiterlijk van de kerk niet mocht worden veranderd. Beneden werd de kerk gebruikt als opslagplaats voor pekel en boven werkten in de wintermaanden nettenboetsters en zeilmakers. De vissersschuiten van de NV Reederij Katwijk - ook wel Reederij Katwijk genoemd - waren te herkennen aan de letter 'K' op de voorsteven. Menig kunstenaar heeft de schuiten op doek vastgelegd.

Hotel Du Rhin van Arie van Leeuwen. Het hotel had vier ateliers en men kon er werk exposeren en verkopen. Toch kozen veel kunstenaars ervoor om een kamer bij de plaatselijke bevolking te huren. Eén van hen was de Duitser Hans von Bartels (1856-1913). Deze professor aan de Kunstakademie in München logeerde zelfs jaarlijks bij de Katwijkers thuis. Vanwege het feit dat hij de vaak ‘trieste' verhalen uit de eerste hand vernam, geven zijn werken een goed beeld van het harde vissersbestaan. Maar door zijn losse schildertoets en helder kleurgebruik hebben zijn werken ook iets fris en dromerigs, zeker zijn portretten van Katwijkse vrouwen. Zijn geliefde model Alida sieren dan ook regelmatig de cover van het geïllustreerde tijdschrift Jugend. Een andere welgestelde Duitse kunstenaar die Katwijk aan het begin van haar ontwikkeling als kunstenaarsdorp bezocht was Max Liebermann (1847-1935). Ook hij verkoos in 1889 een kamer bij de Katwijkse familie van Doede Weidenaar aan de Zuidstraat 71-73 boven een kamer in het chique hotel. Katwijk was intussen een ware kunstenaarskolonie geworden. In 1898 bevonden zich onder de 878 geregistreerde badgasten maar liefst 61 kunstenaars uit binnen- en buitenland waaronder dertien uit Engeland, twaalf uit Duitsland en twaalf uit Amerika.


Wordt vervolgd