Katwijks tafereel, Hans von Bartels. | Foto: pr
Katwijks tafereel, Hans von Bartels. | Foto: pr Foto: W.H.Zandbergen

Op tentoonstellingen in Dachau en Schwaan


Katwijkse schilderijen in Duitsland

In Dachau en in Schwaan in Duitsland worden van november 2020 tot juni 2021 in twee opeenvolgende tentoonstellingen 22 schilderijen uit het Katwijks Museum tentoongesteld. Zowel het Katwijks Museum, als Gemeente Katwijk en Stichting Kunstvereeniging Katwijk zijn aangesloten bij EuroArt, de Europese Federatie van kunstenaarskoloniën in 12 landen in Europa.


Op de jaarlijkse vergadering werden de plannen gemaakt voor een samenwerking in de vorm van uitwisseling tussen enkele musea, in dit geval het Katwijks Museum met twee musea uit Duitsland.


Mevrouw Elisabeth Boser, directeur van de Gemäldegalerie Dachau gaf in het gesprek met conservator André Groeneveld van het Katwijks Museum aan dat ze zich had voorgenomen, nog voor haar pensioen een tentoonstelling te willen maken om Katwijk te laten zien. En dit gaat nu gebeuren, in samenwerking met het Kunstmuseum Schwaan, met directeur Heiko Brunner.


Vanuit het Katwijks Museum heeft André Groeneveld de tentoonstelling samengesteld en de tekst geschreven bij de catalogus die uitkomt in Duitsland.


Uit deze catalogus volgt hieronder het eerste gedeelte over Katwijk.


Kunstenaarskolonie Katwijk

Door André Groeneveld


Voorgeschiedenis

Katwijk werd al in de 17de eeuw door kunstenaars bezocht, onder wie Jan van Goyen (1596-1656) en Jacob Esselens (1626-1687). Zij maakten er schetsen in potlood, krijt en inkt. Het ging in die tijd om rijkelijk gestoffeerde strandgezichten met vissersboten, vissers en fraai geklede notabelen. In de 18de eeuw was het aantal kunstenaars dat Katwijk bezocht op een hand te tellen, maar daar kwam met de komst van enkele Romantische schilders rond 1830 verandering in. De neven Andreas Schelfhout (1787-1870) en B.J. van Hove (1790-1880) vonden het er prachtig en spoorden hun leerlingen het strand en dorp te bezoeken. Het bleef niet alleen bij kunstenaars uit Den Haag, ze kwamen ook uit Düsseldorf.

In de 19de eeuw maakte Katwijk een ware gedaanteverandering door. In navolging van Scheveningen begon ook hier het badleven een rol van betekenis te spelen. In 1845 werd het eerste onderkomen verwezenlijkt, het Groot Badhotel, fraai gelegen op een hoog duin ten noorden van het dorp. Er volgden meer initiatieven. Zo begon de aannemer Kees Kruyt in 1870 met het verhuren van kamers in zijn aan het strand gelegen woonhuis, Pension Kruyt. Een van die gasten zou de kunstenaar Jan Toorop zijn, die er van 22 april 1890 tot en met 12 mei 1892 verbleef. In die eerste Katwijkse periode werd zijn dochter Charley geboren.

In 1856 kwam Jozef Israëls (1824-1911) naar Katwijk. Hij wordt gezien als de ‘herontdekker' ervan. Mede door zijn contacten in de kunstenaarswereld en zijn Katwijkse werken op vele Salons, volgden veel kunstenaars zijn weg. Zo kwamen in 1873 de Haagse School-schilder D.A.C. Artz (1837-1890) en zijn Parijse schildersvriend F.H. Kaemmerer (1839-1902) naar Katwijk.


Ze logeerden in De Zwaan en maakten enkele kleine studies, daar het weer wat te wensen liet. Artz raakte enthousiast en huurde vervolgens enkele jaren een huisje direct naast de Oude Kerk. Zijn buurman was de in 1882 uit Lyon gekomen Franse schilder Alphonse Stengelin (1852-1938). Die was mogelijk nog enthousiaster, want hij noemde zich ook wel Stengelin van Katwijk. Schilderde Artz vooral vissersvrouwen en kinderen in de duinen, Stengelin had een voorliefde voor sferische marines en het grijs van de Haagse School. Het dubbele huisje waarin beide kunstenaars verbleven, maakte pas in 1899 plaats voor de villa van de beroemde Haagse School-kunstenaar B.J. Blommers.


Authenticiteit
en vooruitgang

Onder de leiding van de nieuwe burgemeester T.A.O. de Ridder (1843-1914) kwam de vooruitgang: openbare verlichting, verharde straten, een Boulevard met villa’s en hotels, riolering en een duinwaterleiding. Met de stoomtram vanuit Leiden werd Katwijk rond 1890 goed bereikbaar. Mede daardoor kwamen er meer kunstenaars naar Katwijk, maar ook omdat in het nabij gelegen Scheveningen het schilderachtige was verdwenen. Katwijk was pittoresk, daar kwamen de vissersschuiten nog op het strand en werd de vis er verhandeld; kortom daar was het eenvoudige doch harde vissersbestaan nog te vinden. Dergelijke onderwerpen deden het goed op de grote Salons, en waren dus ook commercieel aantrekkelijk.


Kunstenaarskolonie Katwijk

In 1885 had de eerste gezamenlijke kunstenaarsactie plaats. Om de Oude Kerk voor sloop te behoeden werd een commissie opgericht en kunstenaars gevraagd kunstwerken te doneren. De opbrengst van een veiling en tentoonstelling bleef echter beperkt. Gelukkig werd de Oude Kerk gered door haar in 1890 te verkopen aan de NV Reederij Katwijk, een door B&W in het leven geroepen visserijonderneming. Voorwaarde was wel dat het uiterlijk van de kerk niet mocht worden veranderd. Beneden werd de kerk gebruikt als opslagplaats voor pekel en boven werkten in de wintermaanden nettenboetsters en zeilmakers. De vissersschuiten van de NV Reederij Katwijk - ook wel Reederij Katwijk genoemd - waren te herkennen aan de letter 'K' op de voorsteven. Menig kunstenaar heeft de schuiten op doek vastgelegd.

Vanaf 1885 konden kunstenaars die Katwijk bezochten ook kiezen voor een verblijf in het chique Hotel Du Rhin van Arie van Leeuwen. Het hotel had vier ateliers en men kon er werk exposeren en verkopen. Toch kozen veel kunstenaars ervoor om een kamer bij de plaatselijke bevolking te huren. Eén van hen was de Duitser Hans von Bartels (1856-1913). Deze professor aan de Kunstakademie in München logeerde zelfs jaarlijks bij de Katwijkers thuis. Vanwege het feit dat hij de vaak ‘trieste' verhalen uit de eerste hand vernam, geven zijn werken een goed beeld van het harde vissersbestaan. Maar door zijn losse schildertoets en helder kleurgebruik hebben zijn werken ook iets fris en dromerigs, zeker zijn portretten van Katwijkse vrouwen. Zijn geliefde model Alida sierde dan ook regelmatig de cover van het geïllustreerde tijdschrift Jugend. Een andere welgestelde Duitse kunstenaar die Katwijk aan het begin van haar ontwikkeling als kunstenaarsdorp bezocht was Max Liebermann (1847-1935). Ook hij verkoos in 1889 een kamer bij de Katwijkse familie van Doede Weidenaar aan de Zuidstraat 71-73 boven een kamer in het chique hotel.

Katwijk was intussen een ware kunstenaarskolonie geworden. In 1898 bevonden zich onder de 878 geregistreerde badgasten maar liefst 61 kunstenaars uit binnen- en buitenland waaronder dertien uit Engeland, twaalf uit Duitsland en twaalf uit Amerika.