Afbeelding
Foto: Ted Denies

'Wie niet durft te voelen, zal nooit liefhebben'

interview n In mijn gedachten ben ik nog steeds een jonge god.' Gerrit van Delft (Rijnsburg, 1932), voormalig huisarts in Valkenburg, over de paradox van het ouder worden, homofobie, het 'absurde' idee dat je je zou moeten schamen voor je lichaam en het belang van aanraking. 'Tegenwoordig is het allemaal zo preuts.'

Ik kan me niet herinneren ooit echt verliefd te zijn geweest op een andere man. Maar dergelijke gevoelens van genegenheid zijn me niet vreemd. Vroeger waren mijn vrienden en ik heel vrij met elkaar. Het was normaal om gevoelens van verbondenheid lichamelijk te uiten. Af en toe een hand op de schouder of een aai over de bol. Ik hield van ze, en het kwam niet bij me op dat daar iets mis mee was.

Een deel van dit land verkeert nog steeds in de veronderstelling dat homoseksualiteit een ziekte is.

Dertig procent van de Katwijkers staat negatief tegenover homo's, las ik in de krant. Dertig procent! En het erge is: waarschijnlijk is het merendeel van hen christen. Juist degenen van wie je verwacht dat ze strijden voor een betere maatschappij - die groep is het meest negatief. Daar snap ik niets van, hoe kan dat?

In mijn praktijk heb ik meerdere zelfmoorden meegemaakt. Bijna altijd ging het om jongens uit het dorp, christelijke jongens, die worstelden met hun homoseksualiteit. Ik heb ze zien hangen, letterlijk zien hangen, met stroppen aan bomen. Ik heb hun lichamen gezien, of wat daarvan over was, nadat ze van de torenflats waren gesprongen. Dat zijn beelden die voor eeuwig op je netvlies gebrand staan.

Het is een misverstand dat de bijbel homoseksualiteit afwijst.

Wanneer Jezus aan Petrus vraagt of hij hem liefheeft, gebruikt hij twee keer het woord 'phileo', wat Grieks is voor lichamelijke liefde. 'Phileo', dat zeg je niet als je mannenliefde veroordeelt.

Ik heb me van jongs af aan verdiept in de menselijke psyche. Als klein jochie las ik knapen van boeken over lichaam en geest, over de vraag van het geluk, over goed en kwaad. Maar mijn nieuwsgierigheid werd pas echt gewekt toen ik op de middelbare school Doktersroeping van A.J. Cronin las, op aanraden van huisarts Van der Laan. Het was op dát moment dat ik besloot: ik ga medicijnen studeren.

Trijntje Post was mijn eerste grote liefde. Een relatie met de dochter van de dominee - dat was heel wat, in die tijd. Zeker voor een eenvoudige jongen als ik. Maar het klikte meteen. We hadden dezelfde interesses en praatten over alles wat ons bezighield. Ze vond niets gek, en dat beviel mij. Ze leerde me wat

ware vriendschap is,

dat liefde meer is dan romantiek. Dat het om overgave gaat.

Een goede huisarts is iemand aan wie je alles kunt vertellen, een soort biechtvader. Mensen vertellen je hun diepste gevoelens en verlangens, het is heel intiem. Dan helpt het als je kunt laten zien dat je een mens van vlees en bloed bent. Ik toonde begrip en paste me aan; ik was een van de eerste artsen die vrouwen de pil voorschreef. Dat zag ik als mijn plicht. Mijn taak was om medische bijstand te verlenen, en dat deed ik.

Soms mis ik de hectiek van het huisartsenbestaan. Begrijp me goed: ik heb het prima naar mijn zin. Beetje lezen, beetje schrijven - ik red me wel. Maar ik zou nog zoveel willen doen. Het vervelende van oud worden, is dat je jong blijft. De rollator staat ongebruikt in de kamer; ik wil er nog niet aan. Misschien ben ik wel te ijdel. In mijn gedachten ben ik nog steeds een jonge god.

Ik geloof in het leven voor de dood.

Al die bespiegelingen over een hiernamaals zijn aan mij niet besteed. Astronomen kunnen miljarden lichtjaren ver de ruimte in kijken, maar nog nooit zijn ze een stukje hemel tegengekomen. Zo'n Bijbelse hemel, met God op een gouden troon en altijd lekker weer - dat zijn metaforen, bedacht door mensen die bang zijn voor de dood.

Bijbelverhalen zijn waar, zoals literatuur 'waar' is. Of Jezus nu wel of niet uit de dood is opgestaan, laat ik open. Het gaat om de boodschap: dat de dood overwonnen kan worden. Er gebeuren vreselijke dingen in de wereld, het leven breekt iedereen. Maar juist die gebrokenheid geeft ons de kans om te groeien en betere mensen te worden.

Geloof is voor mij een houvast, een bron waarop je kunt terugvallen. Het helpt me met de ziekte van mijn zoon om te gaan. Een herseninfarct heeft hem grotendeels van zijn spraakvermogen beroofd. Dan denk ik: ach, wat vreselijk voor zo'n jongen. Hij kan nu weer lopen, godzijdank, maar hij komt van ver. Als ik zie hoe hij het oppakt, dan kan ik alleen maar zeggen: wat bijzonder.

Het leven kan verdraaid veel pijn doen.

Maar het alternatief, niets voelen, is nog veel slechter. Wie niet durft te voelen, zal nooit liefhebben. In

mijn praktijk heb ik een vrouw gehad die haar vader beschuldigde van incest. Dat zijn moeilijke dingen. Uiteindelijk kreeg ik haar zover om met hem te praten. Niet door de pijn weg te duwen, maar door het gesprek aan te gaan kon ze verder met haar leven.

Het blijft een gevoelig onderwerp. Wanneer gaat aanraking te ver? Ik vind het lastig om de grens te bepalen. Wat de een te intiem vindt, is voor de ander prettig. Tegenwoordig is het allemaal zo preuts. Een klap op de billen, wat is daar nu zo erg aan? Ik zie het probleem niet. Je moet juist denken: wat fijn. In mijn ogen is aanraking iets om van te genieten, niet iets om bang voor te zijn.

Schaamtegevoel vind ik iets
vreselijks.

Het is toch absurd dat je je zou moeten schamen voor je eigen lichaam? Nee, met de beste wil van de wereld kan ik niet begrijpen waarom

mensen daar zo moeilijk over doen. Ik heb ooit een cursus seksuologie gedaan; dan zat je met tien man in een lokaal en moest je elkaar aanraken. Nou, dan verlies je je preutsheid razendsnel.

Als huisarts heb ik twaalf jongens begeleid die worstelden met hun homoseksuele geaardheid. Bang om verstoten te worden door hun familie, zagen ze zelfmoord als enige uitweg. Gelukkig heb ik ze kunnen ompraten. Als ik ergens trots op ben, is het dat, dat ik hen heb kunnen helpen. Ik kom ze nu nog wel eens tegen, en dan denk ik: wat een geluk dat ze mijn pad kruisten.

Door: Geerlof de Mooij

Foto: Ted Denies

Geloof is voor mij een houvast, een bron waarop je kunt terug-vallen