Door de vorst waren de kabels aangevroren door het ijs. | Foto: Archief W. van der Plas
Door de vorst waren de kabels aangevroren door het ijs. | Foto: Archief W. van der Plas Foto:

Van de visserij naar de grote vaart

koopvaart n Willem van der Plas heeft vooral in zijn jeugd een schat aan ervaring op zee opgedaan. Met name op trawlers maar ook op de kotter maakte hij kennis met diverse manieren van de visserij. De kenner van de Katwijkse visserijhistorie kan er uitgebreid en smakelijk over vertellen. Aan het eind van deze maand komt zijn vierde boek uit maar in dit artikel blikt hij even terug op een paar van zijn reizen.

Door Piet van Kampen

'Nadat ik in 1961 een paar reizen als bemanningslid op de IJM 10, de Maria van Hattem' had gevaren ging ik weer naar school. In het begin van de zomervakantie van 1962 wilde ik weer een paar reizen op de visserij gaan doen. Mijn vader regelde het met schipper Piet van Beelen en ik mocht met de KW 32 'Sakina Maria' mee. Deze trawler was omgesteld voor de haringvisserij en ging vissen voor de Engelse kust. Ik had het goed naar mijn zin aan boord', blikt Van der Plas met voldoening terug.

Hij vervolgt: 'Eén voorval is mij echter bij gebleven en dat is het overboord raken van onze stuurman Huig van Beelen. Tijdens het uitzetten werd hij met het net mee overboord getrokken. Hij had zijn oliegoed aan en wist in het water zijn laarzen uit te krijgen. Huig probeerde zich aan de stalen stroppen die aan het voorbord zaten omhoog te trekken maar kon geen voldoende grip krijgen. De matrozen riepen dat hij moest proberen het touwwerk vast te grijpen omdat dit minder glad was. Doordat de zuidwester om zijn kin geknoopt zat kon hij niets verstaan maar gelukkig werd hij door een golf tegen de verschansing omhoog geperst en konden de matrozen Berkheij en De Vreugd zijn oliejas vast pakken en hem aan boord te krijgen', vertelt Van der Plas over dit voorval dat de schrik er goed in bracht.

'We realiseerden ons dat we bijna een man hadden verspeeld en omdat het weer verslechterde, besloot schipper Van Beelen om te gaan steken. Er heerste een bedrukte stemming aan boord maar de stuurman zelf leek er het minste last van te hebben. De goede vangsten zorgden er voor dat het beangstigende voorval op de achtergrond was geraakt. Daarna maakten we nog een paar reizen naar de wateren voor de Engelse kust en voor ik er erg in had was het al eind augustus en ging ik weer in de schoolbanken voor het tweede jaar op de U.T.S. in Leiden'.


Van wies ben je d'r ien?

De animo om naar school te gaan verdween snel bij Willem. 'Ik kreeg onenigheid met een leraar en ik hield het voor gezien en ging varen op een kotter de KW 132 'Jacoba Catharina'. 'Van wies ben je d'r ien en bij wies heb je evááre?'' werd mij gevraagd voordat ik aangenomen werd. Begin januari 1963 vertrokken we met vijf man, schipper Koos Guijt, stuurman Huub Meijvogel, Huig Meijvogel, Dirk Meijvogel en ik. Ondanks de strenge winter was het op zee niet koud. We visten op platvis op de Noordzee dichter bij huis en vingen tong, schol en als bijvangst tarbot, wijting en poon'.

Van der Plas geeft toelichting over de manier van visserij met een schrobnet. 'We deden reizen van een week en toen we in een strenge winter naar huis stoomden merkten we meer van de vorst. We moesten een uur door papijs varen (bevroren zeewater) en de stalen bedrading van het schip werd door ijsaanslag vier keer zo dik. Er hing een vreemde stilte in de lucht want normaal hoor je de golven maar de ijslaag op zee werkte geluidsisolerend'. Een bijzondere ervaring, vertelt Van der Plas.

'Het was een beetje vissen op hoop van zegen'


Vast stramien

Het leven aan boord verliep meestal volgens een vast stramien. Halen, uitzetten, eten, vis verwerken, wacht lopen, slapen, roepen en koffiedrinken en halen. Als de vangst slecht was werd er een andere visgebied opgezocht.

'Een beetje vissen op hoop van zegen', glimlacht Van der Plas. 'Soms werden er botten van prehistorische dieren opgevist werd daar op de wal in IJmuiden soms om gevraagd. Als je die had kreeg je er een paar tientjes voor.

Omdat ons schip de KW 132 naar de werf zou gaan moesten we andere werkgelegenheid zoeken. Ik mocht toen mee als ketelbink op de m.s. Randfontein, een schip met vracht en passagiers. Ik wilde er achter te komen of de koopvaardij iets voor mij was. Ik word koopvaardijer', eindigt Van der Plas dit verhaal.

Willem van der Plas (links) en Wim Spaanderman aan dek. | Foto: Archief W. van der Plas