Ziekenbarak tyfus bij tol Zeeweg, gebouwd 1892 afgebroken 1925. | Foto Katwijks Museum
Ziekenbarak tyfus bij tol Zeeweg, gebouwd 1892 afgebroken 1925. | Foto Katwijks Museum Foto: Katwijks Museum

Uitbraken van besmettelijke ziekten in de 19de eeuw

Algemeen

In 1849 werd ons land getroffen door een cholera-uitbraak. Er vielen 23.000 slachtoffers in Nederland, met grote haarden in Zandvoort en Katwijk. Door het aantal slachtoffers moest in Katwijk een supplement op het register van overlijden worden aangeschaft.

Ook tyfus kwam in de 19de eeuw regelmatig voor. Zoals in 1854, toen twee van de drie Katwijkse artsen overleden tijdens een epidemie. Burgemeester Salomon Huygens stelde een ‘Verordening op de reinheid der erven’ op. Die reinheid liet kennelijk bij sommigen te wensen over. Een van de haarden lag in de Barak, waarnaar de zogenaamde ‘Barakkendam’ was vernoemd, op het huidige Emmaplein.

In 1866 was er opnieuw een cholera-epidemie. Ondanks maatregelen sterven toch drie bejaarden in het Gasthuis aan de ziekte. Bejaarden mochten het huis wel verlaten, maar daarna niet direct terugkeren, om besmetting te voorkomen.

Een grote uitbraak van tyfus begon eind 1891. In januari 1892 berichtte dokter Van Walsem aan het college van burgemeester en wethouders over het toenemende aantal patiënten. De bijna 7.300 inwoners gedroegen zich roekeloos, schreef hij, en liepen groot gevaar besmet te raken door gebrek aan hygiëne en schoon water.

Hij stelde voor een ziekenopvang te bouwen. Dat idee werd niet direct overgenomen. B&W besloot wel dat iedereen met meer dan twee varkens een betonnen vloer in het varkenshok moest storten, zodat het grondwater niet verontreinigd raakte.

In de Zuidstraat werd een tweetal waterputten geslagen, waar men onbesmet water kon afhalen. De Leidse Duinwater Maatschappij (in 1881 opgericht) had nog maar weinig afnemers in het dorp. Velen hadden een eigen ‘waterpet’ op het erf. De epidemie stimuleerde wel de afname van leidingwater in Katwijk aan Zee. In Katwijk aan den Rijn had men het duinwater al eerder.

In juli 1892 vond spoedberaad van B&W plaats, waarbij de bouw van een ziekenhuis weer op de agenda stond. Men had maandenlang verondersteld dat Katwijkers zich toch niet zouden laten opnemen. Maar het tij was gekeerd. Leiden was ontstemd over het uitblijven van maatregelen in Katwijk.

Er volgde een aanbesteding voor een stenen gebouwtje, maar de gemeenteraad torpedeerde het plan, en wees de ‘Franse School’ aan als opvang voor tyfuspatiënten. Omdat scholen daartoe echter niet waren bestemd, en het dus verboden was, werd 900 gulden besteed aan een houten ziekenbarak, die er heel snel stond, aan de Zeeweg ter hoogte van de vroegere Tol, niet ver van het gemeentehuis. Er waren toen nog maar 10 patiënten. In oktober was de epidemie over. In 1925 werd het gebouwtje gesloopt.

Na inventarisatie bleken er 197 patiënten te zijn geweest in Katwijk, waarvan er 31 overleden. Twee artsen waren besmet geraakt.

De heer Speet, houder van een Bazar aan de Boulevard bij de ingang van het Waaigat, bekommerde zich om de patiënten, bezocht ze thuis, maar werd zelf besmet en overleed op 34-jarige leeftijd.

Bakker Verdoes, van de hoek Zuidstraat-Duinstraat was ook één van de slachtoffers.

Maria Kerkhoven (wellicht staat zij op bijgaande foto), verpleegster, had veel sympathie gekregen door haar werk in het ziekenhuisje bij de Tol. Maar het barakje was niet als permanente voorziening bedoeld. Toen de epidemie over was, werd een nieuwe functie voor haar gezocht. Voordat die werd gevonden trouwde ze met reder en wethouder Dirk ‘Bram’ Ouwehand.

Uit de krant